Een foto uit 1949 bij de Keppelsche IJzergieterij.
Van links naar rechts: Jan Willem Peters, Bertus van de Burg, Herman Buunk en Johan van Amerongen.
Even wat geschiedenis: het zuidwesten van de gemeente Bronckhorst heeft een lange traditie op het gebied van de ijzerverwerking. De Romeinse periode brengt ons de eerste aanwijzing voor wat lang Zelhems’ enige industrie zal zijn: de winning van ijzeroer. Aan de Doetinchemseweg is in 1999 een laag met honderden smeedslakken blootgelegd, als stille getuigen van deze traditionele bezigheid. Er zat in dit gebied vroeger veel oer in de grond en er zijn ook al eerder restanten van een smederij gevonden. Het gaat daarbij om sporen van houtskool en slakafval. Er moet in Zelhem tussen de 8e en 10e eeuw na Christus een levendige handel in ijzer hebben bestaan. Dat is wel zeker!
De Achterhoekers spreken niet over ijzererts, maar over ijzeroer en roodblik. Dit roodblik is een verschijningsvorm in het water dat ontstaat doordat ijzerverbindingen oxideren. Op het terrein in Hengelo waar het gemeentehuis staat werden in één kuil 18 zeer bijzondere bewerkte stenen aangetroffen die waarschijnlijk ook met de verwerking van ijzer te maken hebben. Het meest opvallend is een stenen bijl van de steensoort dioriet. De bijl is aan beide kanten geslepen en aan één zijde zitten klopsporen. De bijl is in combinatie met een slijpsteen van zandsteen aangetroffen. Wat al deze vondsten extra bijzonder maakt is dat ze allemaal uit diezelfde kuil afkomstig zijn. Waarschijnlijk zijn de stenen werktuigen hier bewust in gedeponeerd en vormen ze een complete mobiele smederij.
Op een gegeven moment in de geschiedenis werd het, door de groeiende behoefte aan ijzer, noodzakelijk de oude veldoventjes te vergroten en voor de energievoorziening gebruik te gaan maken van waterkracht. Zo ontstond langs de Oude IJssel de industriële verwerking van ijzeroer. De energie voor de blaasbalgen werd vanaf dat moment geleverd door de IJssel en haar zijstromen. Diezelfde IJssel was ook een belangrijke afvoerroute voor de eindproducten. In 1689 werd de eerste ijzergieterij, de Rekhemse IJzermolen, in bedrijf genomen.
Deze ijzergieterij is in 1794 verplaatst naar Laag-Keppel. In dat jaar pachtten Geert Janssen en Willem de Haas het recht van water en de benodigde grond voor een periode van 25 jaar van baron van Pallandt, heer van Keppel om er een ijzerhut te stichten. De oudste gieterijen ontstonden naast de hoogovens die het ijzeroer smolten. De Keppelsche IJzergieterij had op bepaalde momenten meer dan 100 werknemers, maar heeft net niet ‘200 jaar bedrijvigheid’ vol kunnen maken.
Ter herinnering aan dit industrieel verleden is aan de Van Panhuysbrink in Hoog-Keppel een beeldje van twee ijzergieters geplaatst.
De naam van der Hardt Aberson is vele generaties met de gieterij verbonden geweest. In Laag-Keppel is een Van der Hardt Abersonlaan. Deze naam, officieel toegekend bij raadsbesluit van 17 april 1957, is een hommage aan de familie die enige eeuwenlang als grootste werkgever in die gemeente fungeerde.