De Ulenpas, oorsprong en naamgeving

Hiernaast het kasteel De Ulenpas.

Een eerste vermelding van een ‘guet’ vinden we in 1396. Dyderich van Baeck erfde van zijn broer Wolter een terrein iets ten noorden van Hoog-Keppel, dat hij in 1396 verkocht aan Hermanne Ruwenoert.

Een nuchtere mededeling, maar de koopakte omschrijft dat veel poëtischer: “dat guet, dat ich lieghene hebben yn den kerspele vaan Keppele, alzo als dat gheleghen ys myt al zyn toebehorincge en als my dat anghevallen en geervet ys van zalighen Wolter van Baeck mynen Broder dar God de zele aff hebbe.”

Gesproken wordt van ‘dat guet’ en een naam is er kennelijk nog niet aan gegeven; de naam Ulenpas duikt ook later pas op en is mogelijk door Hermanne Ruwenoert bedacht. Hij kwam van Luttik Enghuizen onder Eldrik, gelegen aan de overzijde van de Oude IJssel en omdat “Inghuisen door den oorlog geruïneerd zijnde hebben gekocht den Ulenpas”.

De Van Rouwenoorts, zoals de naam later geschreven werd, zullen begin vijftiende eeuw op het terrein een woontoren laten bouwen met een plattegrond van 8,5 x 6,7 meter, een bescheiden optrekje alzo, dat geleidelijk aan uitgebreid zal worden tot een royaal landhuis, dat tenslotte een breedte van vijftien ramen bereikte. Uit een prent van Jan de Beyer uit 1732 blijkt de Ulenpas een huis te zijn met een zadeldak tussen twee Gelderse topgevels en een gemoderniseerde voorgevel; het gebouw heeft inmiddels ook zijvleugels gekregen. De Ulenpas heeft beroemde bezoekers gekend. In het rampjaar 1672 schijnt Lodewijk XIV nog onderdak in de Ulenpas te hebben gekregen.

De familie blijkt zeer honkvast te zijn en tot aan het uitsterven van het geslacht in mannelijke lijn in 1815 blijft Ulenpas bezit van de Van Rouwenoorts. Ze hebben geleefd zoals het een landedelman betaamt, rustig levend van de pachtopbrengsten en wat bijbaantjes, want spectaculaire gebeurtenissen komen er niet voor. Vrijwel alle eigenaren droegen de naam Hendrik en zou dat de verklaring van hun brave leefwijze kunnen zijn?

Enige bekendheid krijgt de Ulenpas, wanneer in het rampjaar 1672 Lodewijk XIV nog onderdak in de Ulenpas te heeft gekregen. In het begin van de achttiende eeuw catalogiseerde de bekende botanicus Carl von Lenné oftewel Linnaeus de op het landgoed aanwezige flora en legde er een tuin aan, die de naam “Hortus Ulepassianus” zou ontvangen.

Hendrik Adriaan Willem is de laatste Van Rouwenoort. Hij huwde Elisabeth Maria Anna des Heiligen Roomse Rijksgravin Elisabeth Maria Anna van Boetzelaer, welk huwelijk kinderloos bleef. Na haar overlijden hertrouwde hij Johanna Clara van der Dussen, bij wie hij een dochter Wilhelmina Maria kreeg. Aangezien hij verder alleen een onwettige zoon naliet, zal die dochter de Ulenpas in 1815 erven. Zij was in 1812 in het huwelijk getreden met Frederik Willem van der Borch, welke keuze niet erg gelukkig geweest is, aangezien hij zich ontpopte als een losbol, die niet alleen zijn eigen vermogen, maar ook dat van zijn vrouw en van twee meisjes, waarover hij voogd was, er doorheen joeg. Onder meer hield hij er een huisorkest op na, dat tijdens het diner speelde.

In 1839 is het echtpaar genoodzaakt om de Ulenpas te verkopen. Nieuwe eigenares wordt Jkvr. Philippina van Herzeele, tweede echtgenote van Jhr.Mr. François Pierre Guillaume van Schuylenburch van Bommenede.

In januari 1965 brandde het middengedeelte van het huis grotendeels uit, terwijl de zijvleugels veel waterschade opliepen. Herbouw in de vorm, zoals een achttiende-eeuwse tekening weergaf, kon geen genade vinden bij Monumentenzorg en zo is alleen het middengedeelte herbouwd. Het is een flauw aftreksel van het huis dat hier eeuwenlang heeft gestaan.

Bron: KastelenInGelderland.nl, Fred Wolsink

Deze pagina delen...