De ouderdom van de Keppelse watermolen is niet precies vast te stellen. Zeker is dat in het archief van kasteel Keppel voor het eerst melding wordt gemaakt van twee waterkorenmolens in de veertiende eeuw. In de tachtigjarige oorlog (1568-1648) is er in ieder geval 1 afgebroken ten behoeve van de stad Doetinchem om de stadsmuur te verbeteren en de poorten dicht te metselen.
Hieronder kunt u de aanleiding hiervoor lezen.
Filips de tweede probeert in Nederland het protestantisme uit te roeien. Hij maakt daarbij gebruik van de Spaanse inquisitie die zo’n 1100 doodvonnissen tegen ‘ketters’ velt. In 1567 komen de protestanten in opstand. Filips stuurt een leger (onder leiding van de Hertog van Alva). Daarmee begint de tachtigjarige oorlog die uiteindelijk resulteert in de zelfstandigheid van de Noordelijke Nederlanden (het huidige Nederland). De zuidelijke Nederlanden blijven geregeerd door Spaans-Habsburgse en in de 18de eeuw Oostenrijks-Habsburgse vorsten.
Gelderland sloot zich in het voorjaar van 1579 aan bij de Unie van Utrecht. Een aantal steden onder andere Doetinchem was het hier echter niet mee eens omdat ze geen bolwerk wilde zijn van het machtigere gewest Holland, maar vooral vanwege het calvinistische karakter van de Unie.
Het jaar ervoor was er een nieuwe stadhouder benoemd, Jan van Nassau, (broer van Willem van Oranje). Hij wilde het calvinisme meer in het gewest brengen. Ook zorgde hij ervoor dat er –in het geheim– Staatse troepen gelegerd werden in verschillende steden waaronder ook in oktober 1578 in Doetinchem. In de nacht van 9 op 10 juli 1579 werd Doetinchem door Spanje heroverd, onder leiding van ‘Marten Schenck van Nydeggen’. Deze stond toe dat de stad wederom geplunderd werd. De bezetting duurde niet lang; een leger van burgers uit: Doesburg, Zutphen en Deventer verjoegen Schenck op 12 juli.
De rust was echter nog niet wedergekeerd; wanhopige boeren uit Hengelo en Zelhem vielen Doetinchem aan uit woede voor het lakse optreden van de staat tegen plunderingen van Spaanse huursoldaten. De opstandelingen werden gewelddadig uit de weg geruimd.
De oorlog woedde intens in het Graafschap Zutphen, vooral het platteland werd geteisterd door moord, doodslag, plunderingen, verkrachting en brandstichting. Aangezien dit de grensstreek was van het Staatse en de Spaanse gebied, werden er veel oorlogshandelingen uitgevoerd. Zo werd het kasteel Keppel in september 1581 veroverd door de Staatsen, in november heroverd door Spanje en in oktober van het jaar daarop heroverd door de Staatsen.
Vanaf 1580 begon Spanje de verloren steden weer terug te veroveren in een offensief. Zo werd in 1583 Doetinchem bijna veroverd door Spanje, dit werd voorkomen met hulp uit Lochem. Andere steden zoals Groenlo (1580), Zutphen (1583), Doesburg (1585), Deventer en de Schans voor Zutphen (1586) bleven niet gespaard en werden bezet.
Doetinchem bleef als een van de enige steden in handen van de Staten, ter veiligheid werden de Hamburger- en Gruitpoort dichtgemetseld. Om de oorlogshandelingen te bekostigen kreeg Doetinchem zogenoemd ‘serviesgeld’ van de regering in Den Haag. Om aan stenen te komen voor de stadsmuur e.d. kreeg de Stad toestemming om kasteel Keppel af te breken. Dit werd niet gedaan, wel werd de Keppelse molen afgebroken en werd er een paar hectare bos gekapt. Ook werden de kloosters Bethlehem en Sion afgebroken voor de stenen. Na 1590 werd de oorlogsdreiging minder omdat Maurits van Oranje bovengenoemde steden heroverde. De vrede van Munster in het jaar 1648 betekent het einde van de Tachtigjarige Oorlog. De Spaanse koning erkent de ‘Verenigde Nederlanden’ als vrije en soevereine staat.
Het eiland, waarop het kasteel Keppel, het oude stadje Laag-Keppel (Dorpsstraat) en de huidige watermolen gelegen is, werd omgeven door de Oude IJssel en een oude rivierarm, die zich stroomopwaarts van het kasteel van de Oude IJssel afsplitste en ongeveer 2 kilometer stroomafwaarts, achter de voormalige ijzergieterij weer in de rivier bij het sluisje uitmondde.
Om de Oude IJssel geschikt te maken voor schepen met een flink tonnage, heeft men deze na de Tweede Wereld Oorlog gekanaliseerd. De ophaalbrug aan het einde van de Dorpsstraat verbindt de Achterhoek met de Liemers.
Op de foto uit 1920 is de oorspronkelijke Oude IJssel nabij de huidige verkeerslichten op de kruising Dorpsstraat met de Rijksweg nog te zien. Tussen de oorspronkelijke Oude IJssel bij de Rijksweg en de huidige gekanaliseerde Oude IJssel met ophaalbrug was ook een eeuwen oude waterloop. Aan deze gedeeltelijk verdwenen rivierarm, de Molenbeek genaamd, was de waterradmolen gesitueerd. In het bos bij het kasteel is de oude loop nog zichtbaar. Met de komst van meer bebouwing in de Dorpsstraat werd een nieuwe aanvoer van water voor de molen bedacht. De aanvoersloot van het water dat nodig is om het waterrad te kunnen laten draaien, loopt vanaf de Rijksweg achter de huizen met de oneven huisnummers van de Dorpsstraat langs en dan via een duiker, welke af te sluiten is, onder de weg door. Als de schuif opengedraaid is, kan het waterrad draaien.