Wanneer de smederij in Laag-Keppel precies gebouwd is, is onbekend. Volgens verhalen, is dit mogelijk rond 1825. Deze smederij speelt een rol in een groot aantal boeken van de schrijver Charles Krienen. Hij gebruikt echter altijd pseudoniemen en zo heet in het boek “Karel Vermeer” de smid in plaats van Krienen: Krieg. Zijn voorganger en de smid uit Hummelo hebben natuurlijk in werkelijkheid ook andere namen.
“Onder zorgvolle omstandigheden was Krieg, nu zeven jaar geleden, de zaak begonnen. Door wanbeheer en wangedrag was deze onder zijn voorganger Haarens vrijwel verloopen. De klanten, die deze in den aanvang had gehad, waren langzamerhand met hun werk weg gegaan naar den Hummelooschen smid Brouwers. Gelukkig wist Krieg de laatste spoedig terug te winnen, niet zoals vaak gebeurt, door konkelarij en knoeierij, maar alleen door degelijk en net werk te leveren en vriendelijk en bereidwillig te zijn jegens ieder. Wel had Krieg in den aanvang met veel moeilijkheden te kampen, doch nu was hij die te boven en genoot met het smidsgezin zelfs een zekere mate van welvaart. Veel had Krieg te danken aan den baron van ‘t dorp. Deze hielp den smid, zoveel hij kon. En den baron kon veel, alles mag ik wel zeggen. “Wie de hulp heeft van den baron, Heeft altijd spek in de ton.”
Tot ver na de 2e Wereldoorlog is de naam Krienen verbonden gebleven met deze smederij. De twee vrijgezelle broers Gerrit en Derk Krienen runden nog vele jaren deze onderneming. Derk was de feitelijke smid en z’n wekelijks ritueel bestond o.a. uit een avondje kaarten bij tante Leen. Zij was de vrouw van Willem Krienen die in de Dorpsstraat woonde. Na twee “afgetelde borreltjes” van tante Leen ging hij dan huiswaarts, maar kwam op de een of andere manier, niet zonder naar binnen te geraken, langs café “de Gouden Leeuw”.
Eind vijftiger jaren besloten de broers Krienen de smederij te verkopen. Er werd een advertentie geplaatst in de krant van de “Smedenbond”, waar de in Maurik wonende Gijs Verkuijl op reageerde. Gijs had in 1933 aan de Militaire Hoefsmidschool te Amersfoort zijn diploma “Rijkshoefsmid” gehaald en was op zoek naar een eigen smederij. Zijn toenmalige baan beviel hem niet zo meer en zo kocht hij in 1959 de dorpssmederij in Laag-Keppel.
Net als Krienen was de nieuwe smid “hofleverancier” van de baron en dat ging in die tijd nog allemaal op rekening en goed vertrouwen.
De foto uit 1977 voor de smederij is gemaakt ter gelegenheid van de 65e verjaardag van Gijs Verkuijl (“Gijs de Smid”). De meeste inwoners wisten niet eens, dat z’n werkelijk naam Verkuijl was.
Achterste rij v.l.n.r.
Derk Roesink (postbode), Jan Winkelhorst (landbouwer), Jan Greven (schoenmaker), Henk van de Neer (politieagent), Derk Wiltink (landbouwer), Derk Maandag (buurman en timmerman), Reind Jolink (schoonzoon) en Geert Winkelhorst (landbouwer).
Voorste rij v.l.n.r.
Grietje van Eldik-Verkuijl (zuster), Gijs Verkuijl (de smid), Dirkje Verkuijl (echtgenote) en Daantje Jolink-Verkuijl (dochter van de smid).
In maart 1982 nam het echtpaar Gerritsen hun intrek in de oude smederij en zij hebben met veel liefde het oude pand opgeknapt. Het oude smidsvuur, het hart van de smederij was tot voor enkele jaren nog altijd intact. Het werd gebruikt als er hoefijzers uit de staaf, volgens het oude ambacht, gemaakt worden.
Op de zolder van de smederij vonden zij het oude getuigschrift gedateerd 18 augustus 1894 voor de Hoefsmids-cursus te Wageningen van A.F.C. Krienen.
Ook zijn de oude overdrachtspapieren gevonden, waarin de smederij genaamd “De Hazenberg” door Baron Frederik Jacob Willem van Pallandt van Rosendael en Baronesse Cecilia Emilie Louise van Pallandt werd verkocht aan August Frederik Carel Krienen bijgestaan door echtgenoote Wilhelmina Maria Garritsen en de heeren Gerrit Georg Krienen en Dirk Willem Krienen.